In les #3 leer je woorden en zinnen die je kunt gebruiken voor als je een Braziliaanse man of vrouw tegenkomt. Zoals het vragen naar de naam, hoe het met iemand gaat en hoe iemand uit te vragen.
Lesmateriaal:
Olá, hoje eu vou ensinar vocês o que dizer ao conhecer pessoas.
Hoi, vandaag ga ik jullie leren wat te zeggen wanneer je iemand ontmoet.
Olá, tudo bom?
Hoi, hoe gaat het?
Tudo bem ou tudo bom.
Het gaat goed.
Meu nome é Vanessa.
Mijn naam is Vanessa.
Qual é o seu nome?
Wat is jouw naam?
Eu sou de São Paulo.
Ik kom uit Sao Paulo.
De onde você é?
Waar kom jij vandaan?
Eu sou da Holanda.
Ik kom uit Nederland.
Eu sou estudante.
Ik ben student.
O que você faz?
Wat doe jij?
Eu trabalho em um banco.
Ik werk bij een bank.
Você fala ingles?
Spreek je Engels?
Eu posso ter o seu telefone?
Mag ik je telefoonnummer hebben?
Eu posso ter o seu facebook?
Mag ik je facebook hebben?
Você está livre para sair hoje à noite? Ou amanha?
Heb je tijd om vanavond uit te gaan? Of morgen?
Você gostaria de ir à praia comigo?
Vind je het leuk om met me naar het strand te gaan?
Você gostaria de tomar uma cerveja comigo?
Vind je het leuk om een biertje met me te drinken?
Você gostaria de sair hoje à noite comigo?
Vind je het leuk om vanavond met me uit te gaan?
Você gostaria de caminhar comigo?
Vind je het leuk om een stukje met me te wandelen?
Você me mostraria a região?
Zou je me de buurt kunnen laten zien?
Você gostaria de sair para dançar?
Vind je het leuk om te gaan dansen?
Você é uma pessoa muito interessante.
Je bent een zeer interessant iemand.
Você é uma pessoa muita bonita ou bonito.
Je bent een zeer mooi iemand.
bonita = vrouwelijk
bonito = mannelijk
Foi um prazer.
Het was een genoegen.
Espero vê-lo ou vê-la novamente.
Ik hoop je weer te zien.
vê-lo = mannelijk
vê-la = vrouwelijk